
Een man kwam naast me zitten. Hij vertelde: “Mijn vrouw doet hetzelfde als u. Ze is altijd aan het tekenen. We gaan ook vaak naar musea: Singer Laren, het Van Gogh museum, u kent dat wel. Ze kan heel goed tekenen, maar ze is te perfectionistisch. Het is nooit goed. Ze blijft eindeloos werken aan een tekening. Om losser te worden experimenteert ze nu met collages en monoprint.” Toen ik op het punt stond weg te gaan, werd ik aangesproken door een man op de fiets. Hij was op weg naar zijn werk als huismeester op een landgoed in Wassenaar. Hij wilde graag mijn tekening zien. Hij had een zoon die heel goed portretten kon tekenen, levensecht.



