
Vorige week verdreef de regen mij van de Gemeentelijke Begraafplaats aan de Kerkhoflaan, waar ik bezig was het grafmonument van de oprichter van de Anti Vivisectie Stichting na te tekenen. Ik droogde op in het café van de Centrale Bibliotheek. Daar zag ik een nieuwe uitgave van de roman “Tobias en de dood” van J. Oudshoorn liggen. Dat boek leende ik. Omdat ik wist dat J. Oudshoorn, pseudoniem voor Jan Koos Feijlbrief, een Haagse schrijver was, en omdat ik net van een begraafplaats kwam, was ik benieuwd naar de plaats van zijn ter aarde bestelling. Dat bleek toevalligerwijze ook de Gemeentelijke Begraafplaats aan de Kerkhoflaan te zijn. Deze week las ik “Tobias en de dood” en vandaag ging ik terug naar de Begraafplaats om het graf van J. Oudshoorn te tekenen.


Omgevingsangst en seksuele frustraties spelen een belangrijke rol in het werk van J. Van Oudshoorn. Hij was kanselier op de Nederlandse ambassade in Berlijn en trouwde met een Berlijns mannequin. In 1950 werd Van Oudshoorn ernstig ziek. Om die reden besloot met zijn 75ste verjaardag een jaar te vroeg te vieren. Zijn grafsteen werd onthuld op de dag dat hij 75 zou worden. In 1969, bij de verhuizing van zijn weduwe naar een verzorgingshuis, kwam zijn nalatenschap op straat te staan. Twee omwonenden wisten zijn boeken en papieren te redden van de vuilnisbelt. Ze kwamen in handen van de letterkundige W.A.M. De Moor. Deze verzorgde enkele uitgaven en schreef een biografie.